Psychoanalytische Steunende Psychotherapie

door R.C. van der Mast, J.M.J. Smorenburg en F. de Jonghe

Gepubliceerd in 1994, no. 4

 

Wat is psychoanalytische steungevende psychotherapie?

 

PSP is één van de psychoanalytische psychotherapieën.

Zij is gebaseerd op het psychodynamische begrip van de individuele patiënt met zijn eigen, typische persoonlijkheidskenmerken, zijn levensverhaal en zijn objectrelaties. Het begrip van zijn kernconflict, van zijn karakteristieke

afweerpatronen, van de sterkte respectievelijk zwakte van de verschillende ik-functies, van de organisatie van het geweten, van de afstand tot het ideaal-ik en van de kwaliteit van de objectrelaties bepaalt in belangrijke mate welke therapievorm op het psychoanalytische steungevend- inzichtgevende continuüm voor de desbetreffende patiënt de meest geschikte is.

Vanuit een oorspronkelijk strikt psychoanalytisch gezichtspunt is iedere therapievorm die niet primair tot doel heeft om wat onbewust is bewust te maken door middel van interpreteren, een steunende c.q. suggestieve therapie.

Het door interpretatie verworven inzicht in zijn intrapsychische conflicten doet iemand begrijpen wat de onbewuste betekenis en de oorsprong zijn van zijn klachten en gedragingen. Het gaat om het oplossen van intrapsychische conflicten. De aard van de afweer en van de onderliggende wens wordt

begrijpelijk gemaakt om daarna anders dan voorheen met de wens te kunnen omgaan, waardoor de betreffende afweer niet meer nodig is (‘Wo Es war, soll Ich werden’).

Het belangrijkste doel van PSP daarentegen is de ego-functies te versterken en zó de adaptatie te verbeteren. Het is het ego dat gesteund wordt ten dienste van een zo goed mogelijke adaptatie aan een conflictueuze binnenwereld, waarin driftimpulsen, geboden, verboden en idealen strijden om de macht, en aan de eisen van de buitenwereld, die het ego beperkt, eisen stelt maar ook mogelijkheden biedt.

Wat onbewust is, wordt daarbij vaak onbewust gelaten. Het gaat er bij PSP niet om onbewuste conflicten op te sporen en te onderzoeken om hieromtrent inzicht te verwerven.

Niet de tijdelijke regressie en afhankelijkheid worden gestimuleerd, maar de progressie en de autonomie worden gesteund in de richting van groei

naar meer normaliteit en volwassenheid.

 

De ego-functies kunnen op twee manieren worden gesteund en versterkt:

1. direct door bij voorbeeld het verbeteren van de realiteitstoetsing, door een toename van het vermogen om lustbevrediging of spanningsontlading uit te stellen of door het leren verdragen van onlustbezorgende gevoelens;

 

2. indirect door vermindering van de druk op het ik vanuit de omgeving (= de externe realiteit) of vanuit de intrapsychische structuren het Es (de driften) en het ber-Ich (het geweten en ik-ideaal).

Vanuit een ego-psychologisch referentiekader gezien fungeert de therapeut voor de patiënt als een ‘hulp-ik’, die de patiënt steunt in het toetsen van de realiteit, hem leert te anticiperen op de gevolgen van zijn gedragingen en zo zijn oordeelsvermogen verbetert.

Vanuit het standpunt van de objectrelatietheorie gezien is vooral verbetering van de kwaliteit van iemands relaties het doel van de therapie (dit geldt overigens zowel voor inzichtgevende als voor steungevende psychotherapie).

Vanuit het gezichtspunt van de zelfpsychologie gezien is het doel van behandeling in de eerste plaats de versterking van de cohesie van het ‘Zelf’, het leren rijpere ‘zelfobjecten’ te kiezen en zo het zelfgevoel

steviger en stabieler te maken (Gabbard 1990).

Made with Namu6